Beschrijving
Caresheet: phyllium-philippinicus-care-sheet
Phyllium philippinicus wordt ook wel wandelend blad genoemd. Vroeger stond deze soort bekend als Phyllium sp. Wandelende bladeren vallen onder de groep Phasmida, waar ook de wandelende takken onder vallen. Phyllium philippinicus heeft ook een psg nummer gekregen, namelijk psg 278. Phyllium sp. komt van nature voor in de Filipijnen.
Dit is het meest gehouden soort wandelend blad, omdat het van alle wandelende bladeren het makkelijkste te houden is. Wandelende bladeren zijn alleen wel lastiger om gezond te houden dan de meeste wandelende takken.
Deze soort lijkt dus erg op een blaadje, vandaar de naam wandelende bladeren. Ze zijn afgeplat van boven en onder en hebben lobjes aan de poten. Ze zijn vaak fel groen gekleurd zoals een jong blaadje, maar heel soms zijn er ook bruine, gele of roze-achtige varianten van dit soort te vinden.
Wat opvalt is het grote verschil tussen mannetjes en vrouwtjes. De vrouwtjes zijn groter, dikker en breder dan de mannetjes. Als ze volwassen zijn hebben ze brede dekvleugels, maar geen ondervleugels. De volwassen mannetjes zijn juist smal met lange ondervleugels en kleine dekvleugels. Als nimf is het breedteverschil tussen de geslachten al te zien.
Het vrouwtje wordt ongeveer 6 en de man 7 cm lang.
Dit soort wandelende blad is heel rustig. Ze beweegt overdag niet zoveel. Bij het hanteren kan ze wel gaan trillen alsof het waait. Ze loopt ook vaak schokkerig om de wind na te bootsen. De mannetjes kunnen vliegen als ze eenmaal volwassen zijn, de vrouwtjes kunnen dat niet.
’s Avonds kan je ze echter wel zien bewegen en eten, want het zijn nachtdieren.
Voedsel
Dit soort eet braam- en eikenblad. Je kan de takken en bladeren langer vers houden door ze in een bekertje water te zetten. Dek de bovenkant van het bekertje af, zodat de nimfen niet in het water kunnen vallen en zo verdrinken.
De jonge nimfen kunnen het beste eik én braam gevoerd worden. Soms zijn de kleintjes te klein om de rand van een blad aan te knagen, je kan bij jonge nimfjes daarom het beste de randjes van bladeren afscheuren op knippen.de temperatuur mag variëren tussen de 25 °C en 30 °C.
Dit soort heeft de lucht graag vochtig. circa 3 x per week sproeien naar gelang de ventilatie van het hok is goed. Ventilatie is erg belangrijk, zorg dat de lucht genoeg ververst zodat schimmel geen kans heeft. Als je veel ventilatie in het verblijf hebt moet je iedere dag met water sproeien.
De mannetjes en vrouwtjes zijn makkelijk van elkaar te onderscheiden. Vrouwtjes zijn breder en forser, terwijl mannetjes veel smaller zijn. Als ze volwassen zijn zijn de mannetjes heel anders dan de vrouwtjes, ze hebben dan namelijk lange vleugels. De vrouwtjes hebben juist brede dekvleugels. De mannen hebben ook erg lange voelsprieten, wel 3,5 cm lang, terwijl vrouwen hoogstens 1 cm voelsprieten hebben.
Je kan de mannetjes en vrouwtjes gewoon samen in een hok houden.
De eitjes zijn bruine kegeltjes met fijne stekelige haartjes. Die haartjes zijn waarschijnlijk om het eitje te laten plakken op de vacht van passerende dieren, waardoor het eitje meegenomen wordt naar andere plekken.
De eitjes komen na 4 á 5 maanden uit.. Bewaar de eitjes op een vochtig papiertje. Dit moet altijd vochtig blijven maar niet echt nat. Het liefst de eitjes bij ongeveer 26 °C bewaren. Pas op voor schimmel! Als er schimmel ontstaat kunnen de eitjes dood gaan. De beste manier om schimmel te voorkomen is het papiertje vrijwel volledig op te laten drogen voordat je weer met water sproeit.
Jonge wandelende blaadjes moeten erg vochtig gehouden worden, het is aan te raden het verblijf vaak te sproeien en ook vaak even schoon te maken.
Zoals bij alle soorten wandelende takken, heeft dit soort een verblijf nodig die minstens 3x de lengte van het dier hoog is, en minstens 2x de lengte van het dier breed. Voor een volwassen vrouwtje betekend dit dus minstens 18 cm hoog en 12 cm breed. Groter is altijd beter. Als er meer dan een koppeltje gehouden wordt wordt 30 × 30 × 30 cm aangeraden.
Andere wandelende takken kunnen niet samen met Phyllium philippinicus in een hok gehouden worden, omdat de wandelende takken makkelijk kunnen eten van de platte randjes van het wandelend blad.