Beschrijving
Caresheet: dendrobates-auratus-care-sheet
Deze pijlgifkikkers zijn 25-40mm groot met uitzondering van een Panamese hoogland variant die tot 50mm groot wordt. De meest bekende kleurvorm van deze kikker is groen met grote zwarte vlekken, maar er zijn vele kleurvarianten bekend. De metalic groene kleur maakt bij sommige varianten plaats voor blauw, blauwgroen, geel, wit, grijs of goudkleurig. De zwarte vlekken kunnen zodanig met elkaar verbonden zijn dat er zeer kleine gekleurde stippen of een aantal gekleurde banden overblijven. De zwarte vlekken kunnen bovendien chocolade bruin zijn.
Geografische variatie:
De meest algemeen voorkomende groene variant wordt gevonden van Nicaragua tot in de Choco regio van Colombia. Deze populaties wijken echter allemaal iets van elkaar af in de groentint (mintgroen tot blauwgroen) en de proportie van zwart of chocolade bruin die de gekleurde vlekken terug kunnen dringen tot een aantal vlekken of banden. Op de Bocas del Toro is de groene kleur tot op meer dan 50% door zwarte vlekken terug gedrongen. Op het eiland Tobago en centraal Panama komen goudgekleurde varianten voor. Op Hawaï is een gouden kleurvorm geïntroduceerd. Eilanden in het Panama kanaal herbergen chocolade bruine kikkers met goudkleurige stippen. Grijs bruin en grijs met zwarte kleurvarianten komen voor in San Blas en Cerro Campana National Park. De blauwe kleurvorm komen alleen voor in Panama.
Roep: Een zacht gezoem wat harder en helderder van klank dan D. tinctorius
Verspreiding:
Zuidoost Nicaragua, het vaste land van Panama en de Bocas del Toro, Costa Rica tot in het westen van de Choco regio in Colombia en een geïntroduceerde populatie op Hawaï. Hoogte verspreiding 0-1450m boven zeeniveau.
Ecologie:
Dendrobates auratus is een strikte bodembewoner meestal in regenwoud met en dikke bladlaag op de bodem. Enkele populaties komen voor dicht aan het strand of langs rivieren die regelmatig droog vallen. De kikkers worden hier vooral gevonden tussen de grote keien langs de rivier waar begroeiing haast ontbreekt. Tussen het afgevallen blad zoeken de kikkers hoofdzakelijk naar mieren en termieten. Mannetjes zorgen voor de 5 tot 10 grijs tot zwarte eieren en dragen de kikkervissen op hun rug naar poeltjes in holletjes in bomen of in schubbladen van palmen.Mannetjes kunnen voor meerdere legsels tegelijk zorgen, maar vrouwtjes proberen andere vrouwtjes bij hun partner weg te houden en kunnen agressief tegen elkaar zijn.
Het terrarium:
Voor een kleine kweekgroep (4-5 dieren) is een zogenaamd oerwoudterrarium van minimaal 50 × 50 × 50 cm nodig. Een iets groter bodemoppervlak van 80×50 lijkt echter en betere optie.
Temperatuur:
24-26°C overdag waarbij ’s nacht een daling van ongeveer 3°C aan te raden is.
Groepsgewijs/paarsgewijs:
Zowel groepsgewijs als paarsgewijs is zeer goed voor het houden en kweken van deze dieren.
Eieren:
De 5 tot 20 eieren worden gelegd op een glad oppervlak. Dit kan een bromeliablad zijn, maar liever een petrischaaltje in een holte, bijvoorbeeld onder een halve kokosnoot. Ook horizontaal geplaatste filmkokertjes waarin geen water staat worden graag gebruikt.
Overige kweekinformatie:
De auratus is een dagactieve kikker, die goed te verzorgen en te kweken is. Mannetjes en vrouwtjes vormen territoria en kunnen daar onderling behoorlijk om vechten. Een dier dat de strijd heeft verloren kan dan beter uit het terrarium verwijderd worden en in een andere bak worden ondergebracht, voordat het sterft van honger en stress. Zorg voor een hoge luchtvochtigheid door regelmatig te sproeien. In de natuur eten ze vooral mieren en mijten.
In het terrarium eten ze zonder problemen fruitvliegen en andere kleine insecten. Bij goede terrariuminrichting en voedering zullen de dieren weldra aan voortplanting gaan denken. Uiterlijk geslachtsonderscheid tussen mannetjes en vrouwtjes zijn minimaal. Mannetjes zouden een bredere hechtschijf aan de tweede, derde en vierde vinger hebben, maar dit geldt zeker niet voor elke populatie. Het enige zekere geslachtsonderscheid is de roep van het mannetje: een zacht snorren dat ongeveer twee seconden aanhoudt. Een vrouwtje dat op de avances van een mannetje ingaat volgt hem naar de afzetplaats. De eieren worden door het mannetje verzorgd. Als de eieren na zo’n twee weken uitkomen brengt het mannetje ze naar het water: meestal een voor een, maar ook met twee of drie tegelijk. De larven zijn kannibalistisch en voeden zich in de natuur met allerlei in het water gevallen insecten, andere larven en protozoa. Men kan ze dus het beste afzonderlijk opkweken en voeren met visvoer, watervlooien, muggenlarven e.d. De ontwikkelingsduur van de larven is variabel en ligt tussen de 2 en 4 maanden. De jonge kikkers eten onmiddellijk fruitvliegjes en kleine krekels. 7-8 maanden na de metamorfose zijn de dieren geslachtsrijp en in staat om opnieuw voor nakweek te zorgen.